Gedragscode bestuurlijke integriteit burgemeester en wethouders

Gedragscode voor de burgemeester, wethouders en raadsleden van de gemeente Huizen vastgesteld in de openbare raadsvergadering van  7 juli 2022 bij besluit nr 8.

Inleiding

De gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de door de raad ingestelde raadscommissies maken deel uit van het gemeentebestuur. Het zijn bestuursorganen van de gemeente. Deze bestuursorganen kunnen ook aangeduid worden als: “politieke ambten”. De personen in deze ambten (de raadsleden, de lijstopvolgers die zitting hebben in een raadscommissie, de wethouders, de burgemeester) worden “politieke ambtsdragers” genoemd.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen de verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele gemeentelijke organisatie en het hele gemeentebestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende bestuursorganen en hun politieke ambtsdragers. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die zij moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met het ambt samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de gemeenteraad en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede) verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Deze plicht is voor de politieke ambtsdrager neergelegd in de eed of gelofte die zij bij de ambtsaanvaarding aflegt: hij/zij zweert/belooft getrouw te zullen zijn aan de Grondwet, de wetten te zullen nakomen en zijn/haar plichten die uit het politieke ambt voortvloeien naar eer en geweten te zullen vervullen. 

De gemeenteraad stelt zowel voor de eigen raadsleden als voor de wethouders en de burgemeester een gedragscode vast. In Huizen kiezen we er voor om de gedragscode voor raadsleden ook te laten gelden voor de lijstopvolgers, omdat zijn zitting (kunnen) hebben in een raadscommissie en alle (ook geheime) stukken voor raadscommissies en raad ontvangen, en op die wijze ook deelnemen aan het gemeentelijk besluitvormingsproces. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. 

Veel bepalingen zijn voor raadsleden en lijstopvolgers, wethouders en burgemeester gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities, bevoegdheden en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op de wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures, die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. 

Een gedragscode heeft niet de juridische status zoals een door de raad vastgestelde gemeentelijke verordening, waaruit rechten en verplichtingen voortvloeien. Bij een gedragscode is sprake van zelfbinding. 
Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. Politieke ambtsdragers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en kan ook politieke gevolgen hebben. De gedragscodes bieden de politieke ambtsdragers een handvat om andere politieke ambtsdragers aan te spreken op hun gedrag en hieruit wellicht (politieke) consequenties te trekken. 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’. 

Politieke ambtsdragers hebben vanzelfsprekend een voorbeeldfunctie. Een politiek ambtsdrager verricht zijn werkzaamheden in een glazen huis. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Het werk als politiek ambtsdrager gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer. In de huidige digitale wereld is zeker sprake van een dunne scheidslijn tussen werk en privé. Daarom is het downloaden van illegale software, het verspreiden van illegale pornografische, racistische, discriminerende, beledigende, aanstootgevende of (seksueel) intimiderende teksten en afbeeldingen, of het versturen van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld uit den boze.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie. 

Politieke ambtsdragers opereren vaak in diverse (boven)lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van de politieke ambtsdrager. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor het risico dat politieke ambtsdragers vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het algemeen belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen. Het vraagt ook dat politieke ambtsdragers zich bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van de politieke ambtsdrager, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van ‘netwerkcorruptie’ kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten. Het begrip netwerkcorruptie is geïnspireerd door het promotieonderzoek van ‘Netwerkcorruptie; wanneer sociaal kapitaal corrupt wordt’ van Willeke Slingerland, 2018.

Opbouw van de gedragscode

Deze gedragscode is als volgt opgebouwd:

  • per artikel wordt steeds eerst de gedragsbepaling vermeld,
  • vervolgens de wettelijke grondslag daarvoor, en 
  • daarna een inhoudelijke toelichting op de gedragsbepaling.
1. Algemene bepalingen

1.1 De gedragscode geldt voor zowel de burgemeester als elk van de wethouders, maar richt zich ook tot het bestuursorgaan college van burgemeester en wethouders.

1.2 De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Wettelijke grondslag voor artikel 1

De gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor:

  • de wethouders (artikel 41c, lid 2, Gemeentewet);
  • de burgemeester (artikel 69, lid 2, Gemeentewet).
2. Voorkomen van belangenverstrengeling

2.1.a

1.    De burgemeester levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geeft hem de wijzigingen daarin door.  

2.    De informatie betreft in ieder geval:

  • de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, 
  • de omschrijving van de nevenfunctie, 
  • wat het (verwachte) tijdsbeslag is,  
  • wat de inkomsten daaruit zijn.  

3.    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.   

2.1.b

1.    De wethouders leveren de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geven hem de wijzigingen daarin door. 

2.    De informatie betreft in ieder geval: 

  • de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, 
  • de omschrijving van de nevenfunctie, 
  • of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het wethouderschap betreft, 
  • wat het (verwachte) tijdsbeslag is, 
  • of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, dan wel – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.  

3.    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.  

2.2.

  1. De burgemeester en de wethouders handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.
  2. Een wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester. 
  3. Een burgemeester bespreekt de tussentijdse aanvaarding van een functie met de commissaris van de Koning. De commissaris van de Koning bespreekt een dergelijke situatie met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2.3

  1. Het college van burgemeester en wethouders sluit de burgemeester en de wethouders gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente. 
  2. De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester, dan wel wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing
  3. Het college van burgemeester en wethouders vraagt meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-bestuurders en bevriende relaties zijn betrokken. 
  4. Het college van burgemeester en wethouders stelt een afwegingskader op voor selectie en benoemingen van externen en informeren de gemeenteraad regelmatig over de toepassing in de praktijk. 

2.4 

  1.  Het college van burgemeester en wethouders draagt de burgemeester en een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij. 
  2. Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Wettelijk kader voor artikel 2

Afleggen eed of belofte (artikelen 41a en 65 Gemeentewet)

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de burgemeester en de wethouder de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer(beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen”. 

Persoonlijke belangen (artikel 58, juncto artikel 28 Gemeentewet)

Een lid van het college van burgemeester en wethouders neemt niet deel aan de stemming over

  • een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
  • de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort.

Persoonlijke belangen (artikel 2:4, lid 2, Algemene wet bestuursrecht)

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Verboden overeenkomsten/handelingen (artikel 40c, lid 1, en artikel 68, lid 1 Gemeentewet)

De wethouders en de burgemeester mogen in geschillen, waar de gemeente/het gemeentebestuur partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn.  Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend. 

Onverenigbaarheid van functies (artikelen 36b, 46, lid 2, 47 en 68 Gemeentewet)

  • Het zijn van wethouder of burgemeester sluit het hebben van een aantal andere functies uit. Ze zijn met die functies dus onverenigbaar.
  • Op het bekleden van een met het wethouderschap onverenigbare functie staat uiteindelijk de sanctie van ontslag. Over de gevolgen van het bekleden van een met het burgemeesterschap onverenigbare functie is in de Gemeentewet niets geregeld, omdat de burgemeester door de Kroon is benoemd.

Nevenfuncties in het algemeen (artikel 41b, 44, 66 en 67 Gemeentewet)

  • Voor zowel de wethouders als de burgemeester geldt, dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Daarnaast geldt voor de burgemeester, dat hij evenmin nevenfuncties heeft die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. 
  • De wethouders en de burgemeester melden het voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de gemeenteraad. Voor de burgemeester geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties 
  • De wethouders en de burgemeester maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor burgemeesters zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. 
  • De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis.

Bezoldigde nevenfuncties (artikel 44 en 66 Gemeentewet)

  • De voltijd wethouders en de burgemeesters maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar. De opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten.
  • De wethouders en de burgemeester mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de gemeentekas gestort. Voor de voltijd wethouders en de burgemeester is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer.

Toelichting bij artikel 2

2.1.a, 2.1.b

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt zijn er enkele verschillen in de wetgeving ten aanzien van de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen burgemeesters enerzijds en wethouders anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk.
De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De wethouders en de burgemeester zijn zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.  
Hoewel aan het wethouderschap en burgemeesterschap gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties. 

2.2

Het bepaalde in 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de voormalige gemeente.

2.3 en 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde draaideurconstructie geregeld. 

  • In 2.3 is de uitsluiting geregeld van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente gedurende 1 jaar na aftreden.
  • In 2.4 de uitsluiting geregeld van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie is waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. 
    Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.
    Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet die organisatie failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden. 
  • Wees extra voorzichtig als je oud-bestuurders/ bevriende relaties werft. Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren. 
  • In het eerste jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-bestuurders niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen gemeente te verrichten. 
  • Na één jaar verdient het aanbeveling om bij opdrachtverlening de gebruikelijke aanbestedingsvereisten met meerdere offertes te hanteren als een voormalige bestuurder of een relatie van de huidige bestuurders meedingt naar een opdracht.
  • Een afwegingskader voor selectie en benoemingen van externen kan behulpzaam zijn. Transparantie over de afwegingen die zijn gemaakt bij het aantrekken van externen is daarbij van wezenlijk belang. 
3. Informatie

3.1

De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard. 

3.2

De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie. 

Wettelijk kader artikel 3 (artikelen 169 en 180 Gemeentewet)

Informatieplicht

  • Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden, alsmede de burgemeester zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de gemeenteraad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.
  • Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele raadsleden informatie vragen zal die informatie aan de gemeenteraad moeten worden verstrekt.
  • De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang.

Geheimhouding (artikel 25, 55 en 86 Gemeentewet en 2:5 Algemene wet bestuursrecht)

  • Artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt het volgende: “Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit”.
  • Op grond van artikel 25 Gemeentewet kunnen het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en een raadscommissie op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding aan de raad of leden van de raad opleggen. 
  • Als geheimhouding is opgelegd aan de raad, dan moet hij In de eerstvolgende raadsvergadering  een besluit nemen of hij de opgelegde geheimhouding wil bekrachtigen, of niet. 
  • Indien geheimhouding is opgelegd aan leden van de raad dan duurt de geheimhouding voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het ook aan de raad is overgelegd – totdat de raad die opheft.
  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht) en wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie (= € 21.750, prijspeil 2021).

Toelichting op artikel 3

3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

4. Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen

4.1

  1. Een burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten aan als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. 
  2. De burgemeester respectievelijk de wethouder kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.
  3. Geschenken die de burgemeester respectievelijk de wethouder uit hoofde van het ambt ontvangt, met een geschatte waarde van meer dan € 50, wordt melding gedaan bij de gemeentesecretaris. Het verkregen geschenk wordt geregistreerd en eigendom van de gemeente, tenzij in de melding wordt aangegeven dat het geschenk is/wordt teruggestuurd. 
  4. De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte hogere waarde dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

4.2

  1. De burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel. 
  2. Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders.

4.3

  1. Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen op rekening van anderen dan de gemeente legt de burgemeester respectievelijk een wethouder vooraf ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders. 
  2. De burgemeester, dan wel de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, dan wel het evenement heeft plaatsgevonden, onder vermelding van wie deze kosten voor zijn/hun rekening heeft/hebben genomen. De informatie is via internet beschikbaar.
  3. De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

Wettelijk kader artikel 4

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 41a en 65 van de Gemeentewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. 
Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Toelichting bij artikel 4

4.1  

  • In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de wethouders en de burgemeester kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. 
  • Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door een wethouder en de burgemeester worden aanvaard. Dit is een in de praktijk ontstaan gebruikelijk richtbedrag maar is geen scherpe grens. 
  • Er zijn omstandigheden denkbaar waar elk geschenk, ongeacht de waarde, onacceptabel is. Duurdere geschenken worden in elk geval niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. 
  • In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.   

4.2

  • Dit geldt ook voor werkbezoeken, tenzij van gemeentewege georganiseerd. 
  • Hierbij dienen eveneens als afwegingskader voor de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de wethouders en burgemeester te beïnvloeden.

4.3 

  • Het gaat hier om excursies en evenementen die de burgemeester en/of de wethouder aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier niet onder. Ook van gemeentewege georganiseerde werkbezoeken vallen hier niet onder.

Bij 4.2 en 4.3 dienen eveneens de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de burgemeester en/of de wethouder te beïnvloeden.  

5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

5.1

  1. Het college van burgemeester en wethouders richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente. 
  2. De burgemeester en de wethouders verantwoorden zich over hun gebruik van de voorzieningen volgens de in het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

5.2

  1. De burgemeester respectievelijk een wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college van burgemeester en wethouders. Hij geeft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.
  2. De burgemeester, dan wel de wethouder, meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening. 
  3. Het college van burgemeester en wethouders betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert de gemeenteraad zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

5.3

  1. De burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente. 
  2. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar. 

5.4 

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling.

5.5

De burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die al  op andere wijze worden vergoed.

5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toelaatbaar, tenzij dit wettelijk of volgens interne regels is toegestaan. 


Toelichting bij artikel 5

5.1

Aan de wethouders en de burgemeester worden de voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen in bruikleen geboden die een goed functioneren van hen mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.  in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;
  • b.  indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;
  • c.  het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;
  • d.  voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet. 

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de wethouder en burgemeester zelf worden gedaan via hun privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de wethouder en burgemeester maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. De wethouder en de burgemeester zullen zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hen gelden.

5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt bij het college van burgemeester en wethouders. 

5.4

  • Ingevolge 5.4 gelden de bepalingen van 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer.   
  • Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de gemeente.
  • Zie paragraaf 5.3. lid 1. voor een uitgebreide toelichting over de regels met betrekking tot verlenging van dienstreizen. 
    Hierbij kan worden aangesloten hetgeen voor rijksambtenaren in de CAO-Rijk is afgesproken over verlengen van een buitenlandse dienstreis wegens privéomstandigheden. De verlenging bedraagt maximaal 72 uur, de meerkosten voor reis en verblijf worden zelf betaald en eventuele besparingen zijn voor de gemeente. Het verlengen van de dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van de dienstreis is niet toegestaan als eerder dan noodzakelijk vertrokken moet worden om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.
6. Uitvoering gedragscode

6.1 

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de gemeenteraad daarin. 

6.2

  • 1.    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad afspraken over de navolgende onderwerpen:
    • a.    de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;
    • b.    de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;
    • c.    de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente;
    • d.    In het geval van een integriteitsonderzoek door een extern bureau wordt alleen gebruik gemaakt van gecertificeerde onderzoeksbureaus. 
  • 2.    De afspraken als bedoeld onder 1, worden vastgelegd in een bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode. 

Toelichting bij artikel 6

6.1

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.

6.2 

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor de raadsleden, de wethouders en de burgemeester een gedragscode vast te stellen. 
Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren. 
De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen (artikel 170 lid 2 Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten. 

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar, zowel in de gemeenteraad als met het college van burgemeester en wethouders. 

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. De gemeenteraad kan zelf onderling ook afspraken maken over hoe je elkaar aanspreekt. 

Al deze processuele en procedurele afspraken zijn terug te vinden in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in 6.2, zijn niet uitputtend.